China in Calimero-land (The Flemish Beerdrinker)
China bashing is in. Niet langer alleen maar in de Verenigde Staten trouwens. Ook in Vlaanderen begint het opsteken van de beschuldigende vinger naar de rijzende grootmacht uit het Oosten langzaam aan een gewoonte te worden. Een voorbeeld is de discussie vorige week in de Commissie Economie van het Vlaamse Parlement. Naar aanleiding van een vraag van Jan Peumans werd een debat gehouden over de Chinese textielexport. Verwijten alom. Voor het Vlaams Belang is China te communistisch, voor Groen te kapitalistisch (de ergste vorm van kapitalisme, aldus Jos Stassen), voor zowat alle partijen is China te concurrentieel.
De eerste twee verwijten zijn alleen fout in hun extreemheid. China vandaag de dag is een mengeling van communisme en kapitalisme. Ja, het is nog steeds een communistische dictatuur met een grote invloed van de overheid, en op dat vlak verdient China te worden bekritiseerd. Maar tegelijk is de richting naar meer markt en kapitalisme onmiskenbaar. De bescherming van eigendomsrechten is ingeschreven in de Chinese grondwet en dat betekent voor een in naam communistisch regime nogal wat. De landbouw werd hervormd. De economie is opengesteld voor buitenlandse producten en bedrijven. Staatsbedrijven worden in een dusdanig tempo geprivatiseerd dat er jaarlijks miljoenen jobs verloren door gaan. Voor een land met een arbeidsreserve van honderden miljoenen is dit geen kleine inspanning. Maar China heeft begrepen dat het openstellen van de economie en het doorvoeren van liberale hervormingen in die economie de beste kans is op economische welvaart. En de cijfers bewijzen hun gelijk.
Stassen mag dan nog wel fulmineren tegen de grote inkomensongelijkheid in China, feit is dat de armoede er sinds de economische hervormingen fel is teruggedrongen. China is een economische succesverhaal, voor vele hondenden miljoenen Chinezen. Als dat de ergste vorm van kapitalisme is, dan wens ik nog vele landen dat kapitalisme toe. Het verwijt dat China te concurrentieel is, is daartegen volslagen onzin. Ik zeg het niet graag, want het is beste wel een sjofele kerel, maar opnieuw is het Jos Stassen die hier onzin uitkraamt. Volgens Stassen is de tijd niet veraf dat China al onze sectoren naar de verdoemenis zal helpen. Men kan zich dan natuurlijk afvragen waarom dit allang niet gebeurt is, maar dan niet door China. Als economische macht is de V.S. nog steeds vele malen sterker dan China, maar toch kunnen vele sectoren van onze economie best nog wel mee. De V.S. heeft onze economie niet weggedrukt, maar versterkt. We hebben aan de V.S. een grote markt, hun bedrijven komen hier investeren in onderzoek en ontwikkeling en we kunnen genieten van een grote diversiteit van Amerikaanse producten.
Elke eerstejaars student economie zal Jos kunnen vertellen dat hij de meest cruciale fout begaat waar de economische wetenschap sinds David Ricardo, en dat is toch al een tijdje geleden, voor waarschuwt. Stassen verwart absolute voordelen met comparatieve voordelen. Stel we voeren geen handel met China. Er heerst hier absolute autarchie. In dat geval zullen we alles zelf moeten produceren want er wordt niets ingevoerd. Maar ons land beschikt over een aantal manifeste beperkingen. Zo hebben we vrijwel geen grondstoffen. Als we onze economie zouden openstellen dan zouden we deze grondstoffen kunnen invoeren. Maar daarvoor moeten we betalen. Om dat geld op te brengen specialiseren we ons. We maken niet alles meer zelf, maar alleen dat waar we – gezien onze eigen sterkten – goed in zijn. Het overschot dat we niet zelf consumeren voeren we uit en met de opbrengst voeren we andere producten in. Dankzij deze specialisatie gaan we er op vooruit. We zetten onze productiemiddelen immers daar in waar we het meest efficiënt en productief zijn. Bijgevolg zal ons land welvarenderend zijn in een situatie van handel – export en import – dan in een situatie van autarchie. Belangrijk om te beseffen is dat wij niet moeten kijken naar wat andere landen doen. Als we product A (laten we voor het gemak even aannemen dat het hier om textielmachines gaat) kunnen maken tegen een lagere kost dan product B (hier nemen we aan dat het om textielproducten gaat) dan gaan we erop vooruit als we onze middelen inzetten in het maken van product en A en product B vervolgens gewoon invoeren. Dit is het geval zelfs wanneer China beter is in het maken van A én B. China zelf zal zich immers specialiseren in B omdat het daar een comparatief voordeel in heeft.
Wanneer men dit inzicht begrijpt en aanvaard, dan is de logische conclusie hieruit dat China al onze sectoren niet kan wegdrukken, tenzij het gewoon België zelf overneemt. Sommige sectoren zullen onder druk van de Chinese export wellicht verdwijnen. Maar dat is goed, want de middelen die in die sectoren ingezet worden, kunnen we dan overhevelen naar andere meer productieve sectoren en de producten die we voorheen zelf maakten, gewoon goedkoop invoeren. Door importbeperkingen of heffingen in te voeren ontzeggen we ons domweg die mogelijkheid. Stassen praat dus niet enkel onzin, hij jaagt ons schrik aan zodat we dingen gaan doen die uiteindelijk in ons eigen nadeel uitdraaien.
John Vrancken van het Vlaams Belang maakt het nog bonter. Hij vreest dat we in de toekomst niet enkel zullen worden overstelpt door goedkope Chinese producten, maar ook door Chinese kennis. Ik kon niet uitmaken of Vrancken deze kennis vreest omdat de Chinezen communisten zijn of omdat het Aziaten zijn, maar volgens mij is overstelpt worden door kennis (i.t.t. informatie) heus geen nadeel, ook niet wanneer die kennis vanuit het buitenland komt. Diversiteit is nog altijd een deugd en goed voor de economie. En wanneer al die Chinezen met hun kennis komen zullen het allang geen communisten meer zijn.
Maar spelen de Chinezen het spel wel correct? Vervalsen zij niet de concurrentie, door overheidssubsidies en door goedkope bankkredieten? En als zij die strategie doorvoeren in andere sectoren, kunnen ze zo dan niet al onze economische sectoren de vernieling in drijven?
Een paar opmerkingen.
1. De overheid kan als economische actor inderdaad proberen een doorslaggevende rol te spelen bvb. met subsidies of het verschaffen van bankwaarborgen. De overheid kan dan ook proberen om het absoluut verschil (het absoluut voordeel) te vergroten. Maar vergeet niet, het zijn de comparatieve voordelen die tellen. En de overheid kan wel het voordeel van de Chinese textielsector vergroten ten aanzien van de Chinese sector van textielmachines, maar het kan nooit een comparatief voordeel in alle sectoren tot stand brengen. Dat is een logische onmogelijkheid, en zelfs Stalin wist dat zelfs een communistische dictatuur niet opkan tegen logica.
2. De pot en de ketel. Behoorde textiel eind jaren zeventig niet tot de zogenaamde nationale sectoren die persé gered moest worden met overheidssubsidies, overheidswaarborgen voor leningen en ja zelfs overheidsparticipaties? Maar zaten we toen niet in het midden van een economische crisis met een hoge werkloosheid? Welaan …wat verwijten we China dan dat zit met 2 à 300 miljoen Chinezen waarvoor de komende jaren een fatsoenlijke job zal moeten worden gevonden? Om dit surplus op te vangen heeft China geopteerd voor een strategie gericht op een fors expanderende exportsector. De productiviteit stijgt er zeer snel. Maar als de output niet sneller stijgt dan de productiviteit (= meer output met minder input, waaronder arbeid), dan zal de werkloosheid verder toenemen. Hoe kan de output sneller stijgen? Door meer te exporteren. En hoe kan men meer exporteren: door de prijzen laag te houden (via de muntkoers, via subsidies, bankleningen, lage lonen én hoge productiviteit). Dat is in een notendop de Chinese strategie. Wij beschouwen dat als concurrentievervalsing, zij beschouwen dat als een methode om economische groei tot stand te brengen, de werkloosheid onder de controle te houden en het bevolkingsurplus op te vangen. Eens dit surplus geabsorbeerd is, lijkt het inderdaad verstandig voor China om een andere weg op te gaan en meer de aandacht te richten op de binnenlandse sector. En overheidsinmenging is niet goed, het brengt ongetwijfeld veel corruptie mee. In China is er dan ook veel corruptie. Maar ik vrees dat als we onze ogen te sluiten voor de diepere beweegredenen van de Chinese exportdrive we de verkeerde conclusies zullen trekken met name dat we onze grenzen moeten sluiten. Dat zou zoals hoger aangetoond, niet in het eigen belang zijn.
3. Want wie profiteert? De Europese consument. Als andere landen graag hun producten goedkoop willen verkopen en daar overheidsgeld voor veil hebben, dan moeten we eigenlijk niet mekkeren. Het is dan immers de belastingsbetaler van die andere landen die onze goedkope consumptie subsidieert. De waarheid is dat de Europese consument leeft op de kap van de Chinese belastingbetaler.
4. Wie profiteert nog? Zoals minister Fientje Moerman in haar antwoord fijntjes heeft opgemerkt is de Chinese textielsector zo gevreesd concurrentieel geworden dankzij…een West-Vlaams bedrijf. Omdat wij naar China producten exporteren die we zelf zeer goed kunnen maken: textielmachines (product A):
Gedurende jaren heeft de export van textielmachines aan Chinese bedrijven een explosieve groei gekend. Een West-Vlaams bedrijf, dat trouwens tot de wereldmarktleiders behoort, heeft massaal toestellen naar China geëxporteerd. Blijkbaar zijn die machines, de echte en de ginds nagemaakte exemplaren, van goede kwaliteit.
De waarheid is dat dankzij het vals spel van China wij meer van het product kunnen uitvoeren waar we een comparatief voordeel in hebben en dat we tegelijk op goedkopere manier product B kunnen invoeren dan wanneer we het zelf gemaakt zouden hebben. Een echte win-win lijkt me.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home